vrijdag, mei 16, 2008

Vroege indrukken

Een van de eerste dingen die ik ‘s morgens doe is uit het keukenraam kijken. Hoe is het weer? En vooral, blijft het zo? Ik baseer me daarbij op de Paganella, een knots van 2125 meter ten zuiden van Trento. ,,La Paganel’ ha un bel capel, o che fa brutt’ o che fa bel.’’ Dit is een, met enig dialect doorspeend oud gezegde waarmee men in Trento op geheel eigen wijze de weersvoorspelling maakt. Het betekent: ,,Heeft de Paganella een mooie hoed (wat betekent dat wolken de top aan het zicht ontnemen), dan wordt het weer slecht of het weer wordt goed.’’ Ik zweer je dat ik dit niet verzonnen heb. Het is echt zo. Niemand heeft me tot nu toe duidelijk kunnen maken wat ik hiermee aanmoet. Als ik zie dat de zon op de Paganella schijnt, en ik heb de indruk dat de temperatuur aangenaam aanvoelt (ik vertrouw vooral op mijn eigen “weerstation”), dan pak ik de fiets om naar het werk te gaan.

De woningbouwvereniging heet hier ITEA. In het begin was ik nog wel eens mis en noemde de huizen van de woningbouw “le case IKEA”. Tot groot vermaak van mijn vrienden. Le case ITEA omzomen in dit stukje van Melta de rechterkant van Via Matteotti, vlak achter de bushalte waar ik op lijn 7 stap als het te nat of te koud is om op de fiets te gaan. Melta heet voluit Melta di Gardolo en is een frazione, een gehucht van Trento. Een geografische constructie die al onoverzichtelijk is voordat hij de bureaucratische molen ingaat. Zoals deze vindt je er veel in Italië.Trentino is echter een autonome provincie. Ze hebben een redelijke mate van zelfbestuur met een eigen “regering”, wetten en regels. Daar hangt een omvangrijk ambtelijk apparaat aan vast, wat her en der in Trento en omgeving gehuisvest is. Al na een kilometer passeer ik het palazzo van informatica en dat van onderwijs, naast elkaar in een passend zwart-wit, als een klassiek bruidspaar. De provincie is een goed betalende werkgever, en biedt zekerheid voor de toekomst. Bijna iedereen wil daarom heel graag bruidsjonker zijn.



Via Brennero is de hoofdslagader die het hart van Trento vanuit het noorden voedt. Via Brennero is een driebaansweg aan de ene kant, spoor- en rangeerterrein voor de nationale en regionale spoorwegen aan de andere kant. Daartussen door in helder rood het fietspad. Gelukkig is er ’s morgens vroeg nog weinig verkeer. Tijdens het spitsuur ’s avonds is het een “inferno”.Het heldere rood is een duidelijk herkenningspunt: hier is het fietspad. Trento slaat zich regelmatig in het openbaar op de borst over haar fietsvriendelijkheid. Volgens Italiaanse begrippen misschien terecht, maar wie ooit in Nederland gefietst heeft weet beter. Fietsen in Trento is nog vaak een Russische roulette als je je op de straat bevindt, en een ergernis veroorzakende slalom als je je op het fiets-voetpad vooruit probeert te komen.



De Adige biedt al snel verademing met haar wijdsheid. Het dal breekt open, de zon breek door, de stad breekt in tweeën. De overkant, gezegend, baadt in het licht, met als lichtend middelpunt de kerk van Sant’Apollinare.
De brug Ponte San Lorenzo verbindt donker en licht. De brugwachter heet Bruno, de beer. Symbool van Trento, maar steeds meer zonder het respect dat hij verdient. Gevangen op de rotonde ziet hij het verkeer aan zich voorbij trekken. Vroege forenzen op weg naar de weinige vrije, gratis parkeerplaatsen in het centrum van de stad.Aan de andere kant van de brug is de kabelbaan die Trento met het ongeveer 1100 zielen tellende Sardagna verbindt. En zo pendelen de Sardagnesen dus naar hun werk. Vanuit hun dorp op de rechteroever van de Adige fladderen ze elke morgen zo’n 400 meter naar omlaag, als engelenbewaarders met een vaste werktijd van acht tot vijf.

Achter het eindstation van de kabelbaan keert de rust weer. De linkeroever van de Adige geeft zich aan ons over. Fietsers op weg naar het werk. Een hond met zijn baasje. Een vroege jogger bijna verscholen in het groen. Een ontbijt van groen tapijt, op een groen tapijt.


De Ponte di Ravina is druk, zoals altijd. Een wirwar van ongelijkvloerse kruisingen. Hier is het vooral als fietser opletten geblazen. Een viertal toeschouwers kijkt vanaf het terrein van een bouwcentrum toe. Geamuseerd, zo lijkt het. Het bijzondere kwartet boezemt me niet echt vertrouwen in. En ik vraag me af waar ze op wachten. De bus misschien?


Mijn pad voert zuidwaarts. Net als de A22. De Brenner-autoweg is de poort van Italië naar het noorden. Heel veel van wat zich over de weg van en naar Europa beweegt doet dat met het asfalt van de A22 onder de zoemende banden.Er wordt hard gewerkt aan een nieuwe afslag, “Trento-Sud”.


Een paar kilometer verder, ter hoogte van Paal 35 (om een typisch Nederlandse strand-term te bezigen), wordt ook hard gewerkt. Nog een trimmer die zijn conditie op peil houdt. En twee aspergestekers die aan de laatste rijtjes bezig zijn. Nog een paar dagen en het seizoen zit erop. Hun hemden klapperen in de wind van het langsrazende vrachtverkeer. Ook asperges hebben een markt. Ver weg, om de een of andere onbegrijpbare reden.


Ter hoogte van Mattarello steek ik de A22 over en begin alvast in mijn remmen te knijpen. De straat gaat lekker naar beneden, ideaal om snelheid te maken, maar sinds ik hier bijna onder een auto terecht ben gekomen pas ik om m’n tellen.


En daarna duik ik het werkelijk groene hart van mijn bijna dagelijkse ochtend-expeditie in. Aldeno wordt omgeven door hectares en hectares van wijn- en appelboomgaarden.
De groene fabriek, noem ik het altijd. Want het fruit heeft heel wat “doping” nodig om mooi rond, glanzend en groot te worden. Als je er doorheen rijdt, vooral ’s morgens, zijn de overeenkomsten met een chemisch bedrijf frapant. Alles is ontzettend netjes, opgeruimd. Steriel bijna. Verder hoor je her en der machines in werking, bijna steeds veraf, maar je ziet bijna niemand. En dan is er de geur. De typische geur van chemicaliën die al het natuurlijke naar de achtergrond verdringt. Ik heb me laten vertellen dat er in Aldeno relatief veel gevallen van vreemde ziekten voorkomen. Daarom probeer ik altijd om niet te diep adem te halen.Hoe het ook zij, het is een mooi stukje om doorheen te fietsen. Mooie paadjes, dikwijls nog niet geasfalteerd. De jonge boompjes staan nog in bloei. Die mogen dat, want die hoeven nog niet zo nodig fruit te maken. Maar de oude boompjes vertonen al de eerste vruchten. Heel klein nog, maar al overduidelijk appeltjes in de dop.


In de verte doemt Aldeno voor me op. Nog een kilometer, schat ik. Ik moet doorfietsen, want ik ben laat vandaag.


Als ik aankom komt Romano, de magazijnier, net naar buiten. Hij stopt zijn heftruck even om me te groeten.
,,Zie je wat een stijl’’, roep ik hem toe terwijl ik een rondje op mijn fiets rond zijn voertuig maak.
Hij knikt instemmend. ,,Ja, met wind mee en zulke oren. Zo kan ik het ook.’’
Lachend rijdt hij naar de vrachtauto die op zijn lading staat te wachten.

2 opmerkingen:

Anoniem zei

Hoi Ron, ik ben Gandria, ook al reageer ik als "anonniem" (ik doe kennelijk iets fout met het versturen).
Je verhaal over die chemische lucht herken ik helemaal: we hebben regelmatig gehuurd in Caldonazzo, midden tussen de "Golden Delicious"-bomen. Elke week werden er chemicalien gespoten, en na 2 tot 3 dagen werd er geirrigeerd. Alle vakanties daar geen vogeltjes gezien maar ook geen wespen of muggen. Heel erg dubbel allemaal. De man waarvan wij huurden is inmiddels ook overleden aan leukemie. Toch iets om bij stil te staan als je daarheen gaat.....

Marloes zei

Hallo Ron,
dit is misschien een beetje brutaal, maar voor een fietsprogramma zijn wij op zoek naar mensen die in Trentino wonen. Nu lees ik op deze blog jij hier woont. Zou je een mailtje naar marloes@crossriver.nl kunnen sturen zodat wij misschien met jou in contact kunnen komen. Ik hoop van je te horen.

Mvg Marloes
Redactie Go Cycling