zaterdag, januari 31, 2009

Lezioni italiane 4

La borsa di studio!

Dat wij docenten ook vaak erg veel van onze studenten kunnen leren, blijkt uit het volgende voorval. Enkele jaren geleden had ik als studenten een groep van 10 artsen uit Guinee, Afrika. Zij hadden " una borsa di studio" ontvangen voor een specialisatie bijscholingscursus aan de universiteit van Milano, maar kwamen eerst 3 maanden voor een full immersion cursus Italiaans bij ons op het taleninstituut. Aangezien ze allemaal vloeiend Frans spraken, leerden ze vrij snel al heel goed Italiaans en was het ook mogelijk schrijfopdrachten te geven. 1 van de schrijfopdrachten betrof de verleden tijd (imperfetto) en de opdracht was om de allerleukste vakantie die ze ooit door hadden gehad, te beschrijven.
Het gaf verschillende boeiende resultaten, maar 1 cursist schreef een spannend verhaal over een vakantie die hij op twaalfjarige leeftijd met zijn oom had doorgebracht.Met die oom was hij 2 weken op jacht geweest en ze hadden op van alles gejaagd en met veel succes.
Ik was diep onder de indruk van dit verhaal en vroeg hem toen ik hem het gecorrigeerde verhaal teruggaf: " Maar mocht je dan zomaar op 12 jarige leeftijd met een geweer rondlopen?".
Zijn antwoord was (en hij bekeek me daarbij zeer meewarrig): "Ma signora, noi andiamo a caccia con l' arco e le frecce! "
(maar mevrouw, wij gaan op jacht met pijl en boog!)
Oeps!

woensdag, januari 28, 2009

De dagen van de merel

In Italië worden de laatste drie dagen van januari als de koudste van het jaar aangemerkt. ''I giorni della merla'' worden ze genoemd, de dagen van de merel. 29, 30 en 31 januari.


Ooit was er het Romeinse rijk, zo machtig dat het werkelijk alles naar de maatstaven en de normen van Rome modelleerde. Ook de kalender, die net na de totstandkoming van het almachtige rijk in 753 voor Christus slechts tien maanden kende. Er zijn geen wetenschappelijke bewijzen, maar het schijnt dat de kalender van tien maanden (6 met 30 dagen en 4 met 31 dagen) reeds daarvoor gehanteerd werd door de bevolking rondom de poolcirkel. Een kalenderjaar van 304 dagen dus. De 61 winterdagen werden eenvoudig niet meegeteld omdat de zon niet opkwam en derhalve niet als dag in aanmerking kwamen.
Het was Numa Pompilio, de tweede van zeven koningen van Rome, die de kalender aan het eind van 713 v.Chr. voor het eerste veranderde en januari en februari eraan toevoegde.


Januari werd dus de eerste maand van het jaar. Een prominente plaats op de kalender die, zo wil de legende, de nieuwkomer al snel naar het hoofd steeg. De maand had een geringe lengte, slechts 28 dagen. Zoals het zo vaak gaat in de natuur zijn het dikwijls de kleintjes, de kortjes die hun teweinig aan centimeters, tijd of oppervlakte uit trachten te wissen door hard te blaffen, te blazen, te roepen en middels een waar schrikbewind hun stempel op de loop der geschiedenis proberen te drukken. Januari was geen uitzondering op die regel. Hij zette de natuur naar zijn hand door de graden van Celcius, Kelvin en Fahrenheit uit het land te verbannen zolang hij regeerde. Wie niet voor die tijd een goede schuilplaats gevonden had zou niet meer de bloemen in de lente zien bloeien, maar wachtte eenvoudig een onbarmhartige ijskoude dood.
Ook de merel, in die tijd nog getooid met een bontkleurig verendek, voerde zijn strijd tegen de kou en tegen de honger. Als het knorren van het vogelmaagje ondraaglijk werd zat er niets anders op dan heel af en toe even de schuilplaats te verlaten, op zoek naar iets eetbaars. Dat waren gevaarlijke expedities. Januari had alle tijd, wachtte geduldig met zijn lange zwarte nagels op het ijs tikkend op deze momenten van zwakte en wanhoop van de merel. Want hij wist, die momenten deden zich vroeg of laat altijd voor. Met gierende lach blies hij zijn ijskoude poolwind tussen de veren van de merel, en met satanisch genoegen liet hij het hagelen, sneeuwen, van het ene moment op het andere. En de merel moest terugkeren op zijn schreden, ook al had hij vaak nog niks te eten kunnen vinden. Pas als Januari zijn winterse zetel aan Februari overdroeg werden de tijden iets minder hard voor de merel. De dagen begonnen te lengen, de temperatuur iets te stijgen en het voorjaar was niet ver meer weg. Het voorjaar, waarin de geplaagde vogel veren en ego oppoetste tot de oude glorie, de kleurige glans waren teruggekeerd en waarin het hoogste lied werd gezongen.
Maar Januari keerde onherroepelijk weer.

Dat ging een aantal jaren zo verder, en met steeds meer huiver keek de merel al gedurende het jaar vooruit naar de volgende confrontatie met de wreedheid van Januari. Totdat hij op een zekere dag in april bezoek kreeg van Arthur, een verre neef, een Vlaamse Leeuwerik die onderweg was vanaf zijn overwinteringadres in Sharm el Sheikh terug naar huis in de Antwerpen. Tuur had de oplossing, en in een week tijd leerde hij de merel alle geheimen van het inmaken, het wecken, het drogen en het conserveren van de meest voorkomende zaden en een grote variëteit aan vruchten. Tuur was een specialist op dit gebied (wellicht is bij deze ook enig licht geworpen op de oorsprong van het woord "confituur") en onder zijn beziedende leiding werd de basis gelegd voor een rijke reserve aan winterkost. De merel had de slag snel te pakken, had plezier in het werk en tegen het eind van december stond de kleine ruimte in de oude holle boom aan de oevers van de beek zo barstensvol wekpotten dat men zelfs gemakkelijk tot half maart zou kunnen overbruggen.
Januari kwam dus, maar de merel liet zich niet zien. In het begin wachtte de maand rustig af, tikte rustig met zijn lange koude vingers op de steeds dikker wordende ijskorst op kreken en op kanalen, verruilde de grijze sneeuwwolken van de dag voor kraakheldere nachtelijke hemels om het kwik maar zo laag mogelijk te krijgen. Maar merel liet zich niet zien. En Januari werd nijdig, heel nijdig. De temperatuur daalde en ieder levend wezen dat zich maar even buiten vertoonde werd gegeseld onder bitterkoude ijsregens die het bloed letterlijk in de aderen deed stollen. Op het Tisenjoch, een bergrichel in de Ötztaler Alpen op de grens van het huidige Oostenrijk en Italië, was een ietwat overmoedige jager op zoek naar een prooi toen hij oog in oog kwam te staan met de donkere dreigende gestalte van Januari. Januari had een pesthumeur, en een ademtocht was voldoende om jager Ötzi via een ommetje langs de eeuwige jachtvelden een enkeltje Archeologiemuseum in Bolzano te bezorgen. Maar ondertussen geen enkel teken van leven van de merel, en Januari begon door te krijgen dat hij bij de neus werd genomen. Met een van haat verwrongen gezicht smeedde hij een plan, terwijl zijn nagels schoolbordkrassend diepe littekens in de gladde ijsvloer van de meest dichtbij zijnde vierhonderd-meter-baan achterlieten.

Aan het eind van de 28 dagen "ijstijd" keek de merel in de holle boom voldaan op de kalender. Niet dat hij een hekel had aan Rien Poortvliets kabouterfamilie die de eerste maand van het jaar opsierde, maar het omslaan van die eerste prent betekende een overwinning waar hij jaren lang van had gedroomd. Goed gemutst trippelde hij naar buiten en wipte vrolijk in de sneeuw, daarbij met zijn pootjes als afdrukken gebaksvorkjes op het smetteloos witte sneeuwtapijt achterlatend. Vrolijk fluitend vloog hij naar omhoog en brede bochten draaiend ging het steeds hoger. Zijn lied klonk kilometers ver weg. ''We are the champions'', hij was de koning, de koningin, hij had gewo...
Een hoge D in Re maggiore stokte in het puntje van zijn snavel, en hij voelde hoe zijn hart letterlijk een slag oversloeg. Tien ijskoude vingers hadden hem vanuit het niets vastgegrepen en voor zijn kraalzwarte oogjes materialiseerde zich Januari die in de grootst mogelijke toorn ontstak. Een blizzard tekende de woorden van de maand in de lucht waarin duistere grijze wolken zich samenpakten. Januari bleek het op een akkoordje te hebben gegooid met Februari (ook al geen echte vogelliefhebber), en had drie dagen te leen weten te krijgen. Drie dagen, 29, 30 en 31 januari, die de tijd zouden veranderen, die zouden leren dat alle eerdere ijstijden tot op dat moment kinderspel waren geweest. ,,Dat beloof ik je, zowaar ik Januari heet'', rommelde als onweer het in het frimament Hij liet de merel los, liet een bulderende lach tot in alle hoeken van het dal rollen. Hij zwaaide even met z'n armen, waarbij een zekere gelijkenis met de magische Rasti Rostelli was waar te nemen, en vanuit de wolken begon het messcherpe ijspegels te regenen. Merel voelde hoe ze zijn vleugels verwondden. Rode, gele, blauwe en witte veertjes werden ruw uit de huid geplukt, een huid die door de plotselinge daling van de temperatuur meer overeenkomsten met kippevel dan met merelvel vertoonde. Vluchten, dat was alles wat merel op dat moment kon denken. Een schuilplaats.
En merel had geluk, want als een aangeschoten eend naar beneden fladderend kwam hij, o mirakel, in de schoorsteen van een kleine herderswoning terecht. Het was er warm, want de haard brandde. Maar niet te warm. Aan de binnenkant van de schoorsteen was een brede richel waarop de vogel uit kon rusten, zijn wonden kon verzorgen, wachten tot de tiranie van Januari voorbij was. Drie dagen duurde het uiteindelijk, de drie dagen die Januari had mogen lenen van Februari. Drie dagen die later zelfs nog eens verfilmd zouden worden en onder de titel "The day after tomorrow" een kassucces zouden worden. Een hel was het, een ijshel op aarde. Toen de merel uiteindelijk uit de schoorsteen tevoorscheen klom had hij het dankbare gevoel het overleefd te hebben. Maar tegelijkertijd constateerde hij ook dat de rook en het roet van de haard zijn bont gekleurde verendek bedekt hadden met een flinterdun, maar diepzwarte laagje. En hoe hij ook poetste, de kleuren kwamen niet meer terug. De merel zou voor altijd zwart blijven.
De echt grote ‘'verliezer'' van het drama zou uiteindelijk Februari worden, want Januari wenste in zijn grootheidswaanzin de drie dagen terug te geven. De veiligheidsraad riep een speciale vergadering bijeen, maar het maakte niets uit. Januari wist dat hij de sterkste was, dat het jaar niet compleet was zonder hem, en haalde ongeïnteresseerd de schouders op. Om van de schrik te bekomen kreeg Februari uiteindelijk eens in de vier jaar een schrikkeldag, en als pleister op de wonde mocht hij zich ook gastheer van Prins Carnaval noemen, en kreeg hij acht van de vijftien Elfstedentochten toegewezen. Maar het bleef een bittere pil.


Tot zover de legende die ik - ik geef het eerlijk toe - een beetje heb aangedikt zo hier en daar. Maar dat mag met legendes. Een feit is dat men in Italië nog steeds spreekt over "i giorni della merla", de dagen van de merel, en daarmee heeft de legende de Romeinse kalender ruim overleefd.
Ook het gegeven achter de legende dat de laatste drie dagen van januari de koudste van het jaar zouden zijn mag, op de statistieken van de voorbije 50 jaar afgaand, naar het rijk der fabelen verwezen worden. Tussen 1967 en 2007 was de gemiddelde januari-temperatuur bij het Centro Geofisico Prealpino immers 2,8 graden celcius, terwijl de gemiddelde temperatuur van de dagen van de merel 3,6 graden was. De gemiddelde minimum temperatuur was slechts 0,1 graad onder het vriespunt, en de gemiddelde maximum temperatuur bedroeg zelfs 7,4 graden. Onder invloed van de klimaatsverandering dreigen "i giorni della merla'' steeds meer van hun dreiging te verliezen. In 2008 steeg het kwik tot maar liefst drie graden boven de gemiddelde waarde. Het enige wat dan misschien nog overeind blijft staan is de volkswijsheid dat het voorjaar vroeg zijn intrede doet na koude dagen van de merel, en daarintegen lang op zich laat wachten als de laatste drie dagen van januari kwakkelend passeren. Dat heeft het vorige jaar dan weer wel bewezen.


De Romeinse kalender tenslotte heeft nooit een maand januari gekend van 28 dagen. Februari wel, maar de hervorming van Numa Pompilio kende vanaf het begin al 29 dagen aan januari toe. Dat was niet zijn enige hervorming, want hij kortte alle andere maanden in tot 30 en 29 dagen zodat men aan het eind uitkwam op een totaal van 355 kalenderdagen. Om enigzins in de pas te blijven met het zonnejaar werd om de twee jaar een extra maand tussen Januari en Februari ingevoegd, Mercedoni, die 23 dagen telde.
Bijna 700 jaar hield men deze onoverzichtelijke situatie vol, maar Julius Cesar was het geschuif al snel beu. In 46 voor Christus hervormde hij de Romeinse kalender een tweede keer, en nu, zo leek het, definitief. De Julius-kalender, zonder Mercedoni maar met een compensatie voor de andere twaalf maanden, bleef vele eeuwen in gebruik.
In 1582 riep de bescheiden paus Gregorius XIII de Gregoriaanse kalender in het leven, die volledige gebaseerd was op de cyclus van de vier seizoenen. Deze kalender wordt op de dag van vandaag in het grootste deel van de wereld gehanteerd.


Bronnen:
Wikipedia.
Corriere della Sera
Arcobaleno.net
European-schoolprojects.net
Meteo.it
Astrogeo.va.it

Afbeelding merel: copyright Nico de Haan.
Kaart Europa: de temperaturen op 30 januari 2008, om 12:00 uur (bron: Astrogeo.va.it)